Al twee keer eerder heb ik beloofd aandacht te besteden aan het oude lichaam-geestprobleem. Het blijft een hele harde noot om te kraken in de psychologie. Door onze voortschrijdende techniek geeft het brein steeds meer van zijn geheimen prijs en zal het wel niet lang meer duren eer we weten hoe de geest het lichaam aanstuurt. Dit is althans het optimisme van de laatste twee decennia in de psychologie, waarin vooral wordt getuurd in dat brein.

Dat de zaak misschien radicaal anders ligt, is sinds de jaren 60 betoogd en onderbouwd in een stroming met de naam "enactivism". Enactivism is niet toevallig een antwoord uit de tijd dat de computermetafoor populair werd in het cognitie-onderzoek. Volgens die metafoor is ons lijf hardware die wordt aangestuurd door de software (of wetware) van ons brein. Enactivism, geïnitieerd door de biologen Humberto Maturana en Francesco Varela, heeft van meet af aan een zwaarwegend bezwaar: deze voorstelling van zaken is biologisch onmogelijk.

Het doel van Maturana en Varela is om een theorie van cognitie te ontwerpen die biologisch houdbaar (viable) is. Ofschoon verwante perspectieven bekend zijn in de psychologie—zoals de embodied & embedded mind-aanpak of Gibson's ecologische theorie—blijven de radicale consequenties van enactivism buiten het blikveld. Hieronder probeer ik te schetsen wat enactivism en haar verstrekkende consequenties inhouden. Het betoog is wat omvangrijker dan oorspronkelijk bedoeld, maar er komen dan ook niet de minste thema's aan bod, zoals uiteraard de verhouding tussen lichaam en geest maar ook de mogelijkheid van een vrije wil.

 

Instructies opvolgen

"Steek je linkerarm de lucht in en zwaai!" Afhankelijk van hoe goed je me kent en afhankelijk van hoe ik het breng, zul je overwegen om je arm de lucht in te steken. Je kunt iets vergelijkbaars ook tegen jezelf zeggen: "Ik laat nu mijn rechterknie scharnieren." Vervolgens doe je wat je jezelf zojuist hebt opgelegd, of je besluit om daarvan af te zien. We zijn in staat om veel van ons lichaam te besturen, op basis van onze eigen wil en soms haast volledig automatisch op commando. Maar hoe kan dat?

De vraag wordt extra complex als je bedenkt dat de instructies hierboven van taal zijn gemaakt; instructies zijn ongrijpbare dingen1 zonder locatie. En toch hebben die een grijpbaar en lokaal effect: je arm of onderbeen beweegt echt omhoog. Ik zal de vraag daarom wat preciezer stellen: Hoe is het mogelijk dat abstracte betekenissen leiden tot concrete acties in ons lijf?

De meest geleverde verklaring in de geschiedenis van de Westerse mens stelt dat ons bewustzijn op de een of andere manier een signaal stuurt aan ons lijf. Het bewustzijn werkt met taal/betekenissen2—we denken bijvoorbeeld in taal—en het lijkt erop dat het talige dingen kan omzetten in fysieke prikkels. Via de zenuwen worden zo bijvoorbeeld signalen naar de spieren gestuurd en uiteindelijk leidt dat tot beweging. Het is voor te stellen dat het brein, als onderdeel van ons complete zenuwstelsel, inderdaad signalen naar onze spieren beneden verstuurt, maar de vraagt blijft hoe dat brein in actie kwam door taal.

 

Reductionisme

Je kunt veronderstellen dat brein en bewustzijn feitelijk hetzelfde zijn. Dan is het probleem opgelost. Wat in het bewustzijn gebeurt, gebeurt direct in het brein. Het grote voordeel hiervan is dat je geen vertaalslag meer hoeft te maken van iets abstracts (betekenis) naar iets fysieks (actie). Dus als je gedachten veranderen, veranderen overeenkomstig de toestanden van het brein en daar gáán de signalen al naar de spieren.

Maar: als bewustzijn en brein hetzelfde zijn, dan is alles ofwel mentaal ofwel materie. Nu kun je volhouden dat ons hele leven, met een lichaam en een materiële wereld om ons heen, een illusie is. Misschien zijn we kosmisch bewustzijn dat alleen maar denkt dat we op en in de wereld zijn, behept met een eigen lijf met zintuigen, met af en toe ervaringen van geluk en pijn. Volgens sommigen is niet definitief te bewijzen dat het niet zo is.

 

Determinisme

In het andere geval, wat expliciet of stilzwijgend veel vaker wordt aangenomen, is alle denken activiteit van het zenuwstelsel, verder niets. Dit is dan wel de eenvoudigste oplossing, maar ook een problematische. Want hoe kunnen wij dan nog de indruk hebben dat we ons lichaam vrij kunnen beïnvloeden, terwijl het in feite zichzelf bestuurt? We raken nu aan de oude discussie over de vrijheid van de wil: zijn we vrij om ons lijf te sturen, of doet het lijf dat voor ons?

Sommige onderzoekers bestrijden dat we een vrije wil hebben. Als je hele precieze metingen doet, dan blijkt dat ons lichaam al actief is voordat wij een wilsbesluit nemen (zie Vrije wil bestaat niet echt ). Met andere woorden, ons bewustzijn hobbelt achter ons lichaam aan. We denken misschien dat we ons lichaam besturen, maar ons lichaam láát ons dat denken. In werkelijkheid was de gewilde beweging al in gang gezet in het lijf. Vrijheid van de wil is daarom een illusie. Er is slechts determinisme, een materiële werkelijkheid waarin alles wordt bepaald in termen van oorzaak en gevolg. Nou, dat nieuws zet ons met beide benen om op de grond.

 

Nog een illusie rijker

Is bewustzijn dan ook een illusie? Ja, in feite wel, zeggen sommigen, bijvoorbeeld in dit artikel. Al eerder in de geschiedenis van de psychologie werd bewustzijn voorgesteld als een epifenoneem; niet echt iets maar de bijwerking van iets anders. Zoals onze schaduw bij ons hoort als de zon schijnt, zo hoort bewustzijn bij ons als onze hersenen aan het werk zijn. Op zichzelf bestaan schaduw en bewustzijn echter niet.

Maar nu zitten we opnieuw met een probleem: wie heeft die illusie van bewustzijn dan? Je kunt mij vertellen dat het een illusie is te denken dat ik me van alles bewust ben. Dat zal ik erkennen. Je kunt me ook vertellen dat wat ik denk een illusie is. Je kunt me zelfs vertellen dat mijn bewustzijn niet vrij is om te denken wat het wil. Maar je kunt niet beweren dat ik niet weet dat ik gedachten hebt.

“Oké,” zeggen onderzoekers als Metzinger, Frank en Lamme, die in het artikel hierboven worden opgevoerd: “Je hebt misschien wel bewustzijn maar je kunt er niks mee. Alles is namelijk al vastgelegd in materie.”

 

Een hardnekkige aanname

Deze discussie is actueel, onder meer in de cognitieve neuropsychologie, maar de onderliggende vraag naar de relatie tussen lichaam en geest is natuurlijk al eeuwenoud. Het blijkt een hele harde noot om te kraken. Oplossingen worden dan weer aan de geest-kant gezocht, dan weer aan de materie-kant. De laatste decennia is de hoop zoals bekend vooral weer gericht op de materie: hoe produceert ons brein bewustzijn (al of niet als illusie) en hoe stuurt het (brein) ons lijf aan?

Het definitieve antwoord lijkt nog slechts een kwestie van tijd want het brein geeft steeds meer van zijn geheimen prijs, dankzij de techniek.

Toch waag ik het optimisme in de laatste zin te betwijfelen. We leren in sneltreinvaart over het brein en het is vaak mateloos interessant. Maar als het gaat om de relatie tussen bewustzijn en lichaam wordt bijna altijd uitgegaan van een hardnekkige aanname: materie en bewustzijn behoren tot eenzelfde dimensie of ruimte in de werkelijkheid. De vraag is of die aanname wel terecht is.

 

Lees verder in Deel II.

 

VOETNOTEN

1   Instructies en andere betekenissen zijn ook echt dingen, zoals ik verderop zal laten zien.
2   "Taal" en "betekenis" gebruik ik hier als synoniemen. Verderop in de tekst zal ik aangeven waarom dat binnen deze context gerechtvaardigd is.