In voorgaande berichten heb ik beweerd dat de academische psychologie zich wil profileren als harde wetenschap, als wat in de Angelsaksische wereld science wordt genoemd. Dat blijkt het duidelijkst uit haar keuze voor onderzoeksmethoden. In Nederland noemen we psychologie meestal een gedragswetenschap. Ook de meeste beschrijvingen in studiegidsen en op websites van Nederlandse universiteiten benadrukken vooral menselijk gedrag als datgene wat psychologen bestuderen. Aandacht voor cognities en emoties is er ook, maar het wordt meestal minder prominent genoemd. 

 

De vorige eeuw van de psychologie

De term “gedragswetenschap” suggereert al dat bij voorkeur wordt gekeken naar wat je kan waarnemen, met name wat je kan zien aan iemand. Het is een signatuur die van meet af aan in Nederland aanwezig is, met Gerard Heymans in Groningen als oervader en fervent voorstander de experimentele psychologie à la Wilhelm Wundt. In 1909 schetst Heymans met veel optimisme wat de 20e eeuw, de eeuw van de psychologie, zal brengen (p. 18):

 

"Zoo zal dan de ontwikkeling der psychologie stuur brengen in het maatschappelijke zoowel als in het individueele leven: men zal weten, waarheen men kan en wil, en welken weg men heeft in te slaan om er te komen. Dat klinkt heel eenvoudig en gewoon; maar het beteekent de opheffing van ontzettend veel onvruchtbaar tobben en lijden. Het beteekent voor den enkeling: vrede met zichzelf; voor het sociaal verkeer: natuurlijkheid en waarheid; voor het ambtelijke en bedrijfsleven: overal de rechte man op de rechte plaats; en voor de maatschappij: reconstructie op vertrouwbare fundamenten. Zal niet onze samenleving een ander aanzien verkrijgen, wanneer deze dingen binnen ons bereik zijn gebracht? (...) Evenwel, de psychologie zal ons niet slechts onszelf, zij zal ons ook elkander beter doen kennen en begrijpen."

Heymans noemt vervolgens onder meer opvoeding, scholing en inzicht in conflicten als domeinen waar ontegenzeggelijk grote vooruitgang zal worden geboekt. De “abstracte wetenschap” der psychologie kan moeders, onderwijzers en burgers/collega’s inzichten aanreiken die hun levens en hun levenstaken zullen vergemakkelijken. En zodra de psychologie als wetenschap volwassen is, zal zij—gewapend met de wetten van het bewustzijn en gebroederlijk naast het natuurwetenschappelijk wereldbeeld—helpen om van ons allemaal betere, meer verstandige en meer gelukkige mensen te maken.

 

Wat hebben we geleerd?

Hardop vraag ik mij af hoeveel wij inmiddels kunnen profiteren van beter onderwijs, betere opvoeding, meer geluk en minder conflicten als gevolg van inzichten uit ruim een eeuw academische psychologie. Het leven is voor de meeste mensen stukken beter dan 110 jaar geleden, dat is zeker. Maar is dat ook de verdienste van diepgravend psychologisch inzicht in de mens?

Natuurlijk hebben onderwijspsychologie, ontwikkelingspsychologie en pedagogiek waardevolle inzichten  geleverd. Het belang van veilige hechting bijvoorbeeld kan nauwelijks worden onderschat. Maar ik weet uit eigen ervaring ook dat opvoedboeken en -overtuigingen per vijf jaar veranderen, dat onderwijsmethoden voortdurend wijzigen maar zelden nog zorgen voor verbetering, en dat conflicten allesbehalve afnemen. Er is zo ontzettend veel academische psychologie, maar er sijpelt opvallend weinig bruikbaars door waar we nu eens een hele tijd mee vooruit kunnen.

Hoe kan dat? Doen veel onderzoekers dan alleen maar onderzoek voor zichzelf, zonder de intentie om de mensheid ermee van dienst te zijn? Zegt het geringe gebruik iets over de kwaliteit en het nut van de onderzoeksresultaten die de psychologie jaar in jaar uit produceert? Of vinden onderzoekers het moeilijk om hun academische kennis onder de aandacht te brengen van mensen in de praktijk? Ik ben geneigd om te zeggen dat het allemaal waar is.

 

Eerst zien dan geloven

Terug naar Heymans in 1909. Zijn optimisme is begrijpelijk. Stel dat zijn nieuwe wetenschap net zo succesvol zal worden als de natuurkunde dat sinds ongeveer 1600 is geweest. Stel dat mens en samenleving net zo wetmatig functioneren als de natuur en dat die wetten nu door middel van systematische analyse voor het oprapen liggen. Stel dat kennis bij mensen ook zal leiden tot gedragsverandering. De wereld zal er inderdaad beter van worden.

 

Empirie

Aldus wordt logischerwijs koers gezet naar experimentele en empirische psychologie in Nederland, tot op de dag van vandaag. Empirisch betekent “in de ervaring gegeven”. Het gaat de onderzoeker om het bestuderen van fenomenen die kunnen worden waargenomen. Zien is geloven, zeg maar. Vertaal je dat naar wetenschap dan krijg je meten is weten.

Het is ook wat dat betreft handig om gedrag te bestempelen als de belangrijkste eenheid van analyse in de psychologie. Gedrag kun je immers waarnemen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld gedachten.* Lastiger wordt het daarom wanneer je ook ideeën, motieven en gevoelens wilt meenemen in je studie. Hoe beïnvloeden die onzichtbare krengen het waarneembare gedrag?

 

Consequente behavioristen

Er zijn psychologen geweest, te beginnen in de eerste helft van de vorige eeuw, die hierin heel pragmatisch waren: wat je niet kunt waarnemen kun je ook niet wetenschappelijk bestuderen. Zij noemden hun psychologie behaviorisme en keken, zoals de naam al zegt, uitsluitend naar waarneembaar gedrag. Preciezer gezegd, behavioristen boden mensen of dieren concrete prikkels aan, meestal een beloning (voedsel) of een straf (stroomschokje). Vervolgens keken ze naar de reacties die daarop volgden. Na een beloning werd gedrag doorgaans herhaald, na een straf werd het meestal vermeden. Zo kon je mens en dier kunstjes leren.

Echt interessant werd het voor de behavioristen toen ze gingen variëren in het aanbieden van beloning en straf. Je geeft een hond bijvoorbeeld niet na elk gewenst gedrag een brokje, maar slechts af en toe, na een willekeurig reeks wenselijke reacties. Je beloont de hond dus soms twee keer achter elkaar voor goed gedrag en dan een keer of acht niet. Het leidt tot een soort verslaving bij het dier. De gokindustrie maakt dankbaar gebruik van dit inzicht, evenals de femme fatale.

 

Liefdeloze wetenschap

Voor behavioristen is het wetenschappelijk gezien niet interessant hoe een mens of dier komt van prikkel tot gedrag. Wat er in zijn of haar hersenpan of elders in het lichaam plaatsvindt is onderwerp van speculatie en daarom niet toegankelijk voor wetenschappelijk onderzoek. We zwijgen er dus maar beter over. De mens is een mysterieus vat (een black box) en dat laten we zo. We kunnen observeren wat dat vat doet als je het prikkelt. Al het andere, zoals praten over het bewustzijn, is ijdelheid.

Het behaviorisme was een tijd lang een belangrijke stroming in de VS. In Nederland is het gek genoeg nooit echt populair geweest. In haar meest radicale varianten werd het op den duur verguisd omdat het een toch wel heel erg kil en leeg perspectief op de mens inhield. Volgens sommige onderzoekers waren gevoelens niet alleen ondoorgrondelijk, ze waren ook niet wenselijk. Er werd geëxperimenteerd met puur rationele, liefdeloze opvoeding. Het werd een drama en de psychologie veerde in de VS daarna enigszins terug, de binnenwereld van mensen in; eerst aan de hand van de Psychoanalyse (zo 1940-60) en later bijvoorbeeld in de humanistische Client Centered Therapie (zo vanaf midden jaren 50).

 

 

Lees verder in Deel II.

 

VOETNOOT

* In België en Frankrijk is de invloed van de bewustzijnspsychologie, met name de psychoanalyse, veel dominanter geweest. Vandaar misschien dat in België de connotatie van “gedragswetenschap” een stuk ruimer is dan in Nederland.

 

AFBEELDING

Collectie Archief en Documentatiecentrum Nederlandse Psychologie, rond 1915, "26 Zwanestr"