Ik ben dol op psychologie, de studie van de individuele mens met al zijn ervaringen, talenten, tekortkomingen, motieven, gewoontes, verlangens en eigenaardigheden waar datzelfde individu vaak maar half weet van heeft. Het heeft me altijd geboeid hoe complex we zelf in elkaar zitten en hoe we ons als bewuste en mijmerende wezens proberen te redden in de wereld.

Op mijn 18e wist ik een heel klein beetje over Freud en ik had een aantal Bildungsromans gelezen die mij tot mijn grote geluk door mijn puberjaren konden loodsen. Aan mijn ouders had ik in dat opzicht niets dus leerde ik opgroeien van enkele hoofdpersonen uit de Duitse Romantische literatuur. Ik wist aldus dat zo maar volwassen worden riskant was. De magie van de kindertijd mocht je niet achteloos bij het puin zetten want dan zou je veranderen in een kleurloze arbeider die vermoeid en teleurgesteld naar zijn eindtijd sjokt.

Je keek daarom je eigen kindertijd in de ogen, nam haar vervolgens bij de hand en samen schoof je met de nodige spanning en opwinding door licht en donker, tot aan de drempel van de volwassen wereld. Door welke poort konden we beter toetreden dan die van de Psychologie?

 

Fantasia

Mijn ontwikkelingstaak op dat moment was helder en het zou nog een lastig pad kunnen worden. Daarover had ik gelezen: “Ich wollte ja nichts als das zu leben versuchen, was von selber aus mir heraus wollte. Warum war das so sehr schwer?” Door nu van mijn eigen volwassenwording een studie te maken, dacht ik het nuttige met het aangename te verenigen. “Voila, een typisch geval van intellectualisering”, zou Freud hebben gemompeld.

Ik schreef me in bij de universiteit en verwachtte niets minder dan een reis door Fantasia. Elke stap zou onverwachte en wonderbaarlijke fenomenen tot leven brengen. Hier zou een grijsaard tonen hoe we in onze dromen de indrukken van de dag aaneenrijgen tot de meest wonderlijke maar betekenisvolle verhalen; dáár zou in een sterrenregen het ziekmakende mechanisme van onvervulde verlangens verhelderd worden; en weer wat verderop zou een glazen bol inzicht geven in the dark side.

 

Missen we niet iets?

Iemand moet meteen bij binnenkomst de muziek hebben uitgezet en de tl-lampen hebben ontstoken, want er was verdomd weinig magie aan de universiteit. Er was wel statistiek en colleges over studieboeken. Die boeken waren in het begin nog wel aardig omdat ze de highlights bevatten uit ruim honderd jaar academische psychologie. We leerden over het bystander effect, over gele en groene petjes en over ongelofelijke gehoorzaamheid aan mensen met een witte jas. We kregen inzicht in gezichtsbedrog, rudimentaire kennis van neuronen en receptoren, en we leerden selectief samenvatten hoe in het verleden werd gedacht over waarneming en bewustzijn.

Freud en the dark side hadden hierin allemaal geen plek. In het geheel niet. Blijkbaar was dit oude koek en was de academische psychologie een stuk verder inmiddels. Toch bekroop me toen al het gevoel dat in de hele studie eigenlijk geen echte mensen van vlees en bloed aan bod kwamen, “met al hun ervaringen, talenten, tekortkomingen, motieven, gewoontes, verlangens en eigenaardigheden waar ze zelf vaak maar half weet van hebben.” In plaats daarvan werd gedoceerd over tamelijk klinische verschijnselen als attitudes, stoornissen en effecten die aan een mens kunnen worden toegedicht, als ballen in een kerstboom zonder lampjes.

 

 

Lees verder in Deel II van deze serie.