Inside the box

Tegenwoordig turen psychologen meer dan ooit in de black box van de behavioristen. Althans, dat is de suggestie. We hebben formidabele scanners die diep in de hersenen activiteit kunnen registreren. We kunnen daarom relaties leggen tussen allerhande gedragingen, zelf-gerapporteerde gevoelens en hersenactiviteit. We kunnen eveneens verbanden leggen tussen kleine beschadigingen in de hersenen en veranderingen in gedrag en ervaringen van mensen.

Dit suggereert dat we ook toegang hebben, of weldra zullen hebben, tot de inhoud van gedachten en gevoelens. Het gaat hier dus om niets minder dan toegang tot de mind, zodat je bijvoorbeeld een cluster neuronen kunt activeren die een zeker idee of affect oproepen, waardoor een bepaalde handeling wordt aangestuurd. Want zoals de cognitieve gedragspsychologie het graag voorstelt:

gedrag = gedachte + gevoel

 

Samenhang ≠ oorzaak

Maar relaties vaststellen tussen hersenactiviteit enerzijds en gedrag, gevoelens en gedachten aan de andere kant is één ding. Het is nog heel wat anders om daar een oorzakelijk verband van te maken. Hoewel er een oorzakelijke relatie kan bestaan tussen een lokale hersenbeschadigingen en het uitvallen van specifieke motorische of cognitieve functies (bijvoorbeeld verlamming van ledematen of het zich niet meer kunnen herinneren van gebeurtenissen), is het nog lang geen uitgemaakte zaak dat activiteit in bepaalde neuronenclusters typische gedachten of gevoelens vertegenwoordigen. De meest geavanceerde theorieën in biologie en neurofilosofie claimen zelfs dat dit principieel niet het geval kan zijn. Ons hoofd is geen kast met vakjes vol met betekenissen. Ik zal daarover een andere keer meer schrijven.

 

Bewustzijn ≠ brein

Ofschoon een helder mensbeeld in de huidige psychologie ontbreekt, is de dominante voorstelling toch nog steeds dat gedrag volgt uit gedachten en gevoelens. Die gedachten behoren dan tot de mind: het bewustzijn dat fungeert als software waarmee ons lijf—de hardware—wordt aangestuurd. Dit is de meest voorkomende incarnatie van het mind-body-probleem in het Westen, zoals het al minstens sinds Plato wordt voorgesteld.

Voor het gemak is mind tegenwoordig zo’n beetje synoniem voor “brein”. We zoeken ons daarom suf naar betekenissen en affecten die ergens in dat brein verstopt zitten. Immers, wij zijn ons brein. Allicht zegt een neurobioloog en oud-directeur van een instituut voor hersenonderzoek dat. We zijn onder meer ook ons hart, onze longen en de rest van ons zenuwstelsel, want zonder deze zouden we net zo weinig bestaan als zonder ons brein. Maar de meeste psychologen zien dat toch anders. We zijn in essentie een brein op een stokje, als je het aan hen overlaat.

 

Sleets beeld

Aldus hebben we inmiddels de contouren van de academische psychologie in Nederland te pakken. Het is de studie van meetbaar gedrag in relatie tot cognities en affecten die we hoofdzakelijk proberen te vatten middels vragenlijsten, experimenten en neurobiologische technieken. Daar hoort impliciet of expliciet een klassiek, om niet te zeggen ouderwets mensbeeld bij met de volgende vooronderstellingen:

  1. Gedrag volgt hoofdzakelijk uit gedachten en gevoelens.

  2. Gedrag is iets van het lichaam: hardware.

  3. Gedachten zitten in het hoofd, waarschijnlijk in het brein: software of zelfs wetware.

  4. Gevoelens zitten ergens in de rest van het lichaam, zo rond de buik waarschijnlijk.

  5. Gedachten en gevoelens zijn net als gedrag objectief meetbaar; als niet nu dan toch binnenkort.

Stellingen 1 tot en met 4 zijn sowieso onjuist. Daarover een volgende keer meer. En met de huidige methoden en technieken is punt 5 ook nog steeds niet gelukt.

 

The empirie strikes back

Eerder schreef ik al dat we de mens, het subject zelf, zijn kwijtgeraakt in de zucht naar objectieve feiten. Psychologie vooral definiëren als de studie van menselijk gedrag past goed daarbij. Een collega leerde mij ooit terloops, en pas na de studie, dat psychologie moet gaan over ervaringen van mensen. Waar mensen geen ervaring van hebben, is geen onderwerp van psychologie. Ik vind het een simpele definitie die benadrukt wat we momenteel node missen: echte ervaringen van echte mensen. Die zijn per definitie subjectief, dat wel, maar ze kunnen empirisch bestudeerd worden. Of daar dan nog wel harde wetenschap van te maken is, is een punt van discussie en definitie.

We zullen vroeg of laat in ieder geval een keuze moeten maken: rekken we wat wetenschap mag zijn op tot voorbij de grenzen van de natuurwetenschappelijke methode, of noemen we voortaan een flink aantal disciplines geen wetenschap meer? Die discussie is al oud maar de druk op veel disciplines om “natuurwetenschappelijk” te werken—dat wil zeggen meetbaar, telbaar en efficiënt ten behoeve van een rationeel marktmodel—is uiterst actueel.
 
Ik vind dat de psychologie veel te ijverig is geweest om zich als harde wetenschap te willen profileren, in een eeuw die volgens mij lang niet zo succesvol was als Heymans had gehoopt. In plaats van de empirie van de proefpersoon centraal te stellen, heeft ze de empirie van de onderzoeker voorop gezet en die van de proefpersoon uitgebannen. Als natuurwetenschapper is dat begrijpelijk maar voor de psychologisch wetenschapper is dat nou net een hele vervreemdende manoeuvre.