Damasio legt uit dat het bewustzijn waarover we het tot nu toe hebben—namelijk het ons meest bekende bewustzijn dat werkt met taal, betekenissen en zelfreflectie—niet ineens is ontstaan. Hij laat zien, net als de eerder genoemde Maturana en Varela, dat onze biologische constitutie zo in elkaar zit dat ze ieder moment zorg draagt voor het voortbestaan van onszelf als organisme. Alles wat onze fysieke toerusting doet, staat in dienst van voortleven. De hersenen zijn nauw betrokken bij de coördinatie daarvan; maar ook al onze overige organen, spieren en klieren staan net zozeer in dienst van ons voortbestaan.

Het vermoeden is nu dat al vroeg in de evolutie van complexe organismen een vage notie ontstond van het eigen lijf. Dat wil zeggen, er ontstond een eerste gewaarwording of gevoel van dat eigen lijf. Damasio noemt het een primordiaal bewustzijn. Het hangt volgens hem samen met de ontwikkeling dat de hersenen steeds complexer werden en dat ze de informatie over toestanden in het eigen lijf konden integreren op steeds hogere niveaus.

 

Complexere vormen van bewustzijn

Naarmate in de evolutie van complexe organismen de integratie van functies door het zenuwstelsel vordert, neemt ook de complexiteit van het bewustzijn toe. Daardoor kan bijvoorbeeld beweging, waarneming en oriëntatie gecoördineerd worden, en word ook proprioceptie mogelijk. Proprioceptie betekent dat je weet waar je lichaam, je handen, je benen of je hoofd zijn in de ruimte en dat je bijvoorbeeld weet met hoeveel kracht of snelheid je een object kunt benaderen. Het primordiale bewustzijn ontwikkelt zich zo tot een bewustzijn dat het organisme autonoom en efficiënt laat opereren in een omgeving, ofschoon er nog niet per se sprake is van zelfbewustzijn.

De suggestie is vervolgens dat door nog verdere integratie van functies door het zenuwstelsel uiteindelijk ook echt zelfbewustzijn ontstaat, inclusief de mogelijkheid om met symbolen te werken. Nu zijn we weer bij het bewustzijn zoals we dat meestal bedoelen, eentje dat opereert met taal, betekenissen, herinneringen; eentje dat ook zelf-bewust is. Damasio noemt dit het autobiografisch bewustzijn.

Wat de complexiteit van ons huidige zenuwstelsel ook is, het is altijd tegelijkertijd betrokken bij het reguleren van onze biologie en bij het reguleren van mentale, symbolische acties. Alles wat we doen gaat ook nog eens gepaard met gevoelens. Die zijn van meet af aan meegenomen in de organisatie van een bewust organisme.

Je zou nu betrekkelijk eenvoudig kunnen stellen dat we op basis van onze vroege biologie en primordiale bewustzijn al in staat zijn om onze ledematen te besturen, en dat dit later in de evolutie met een complex autobiografisch bewustzijn ook wel zal kunnen op basis van woorden en betekenissen.

 

Zijn we d'r nu?

Zijn onze drie vragen van hierboven nu op te lossen?

  1. Hoe wordt van geluidsgolven op Levi's trommelvlies betekenis gemaakt in zijn bewustzijn/brein?
  2. Hoe leidt die betekenis bij Levi tot lichamelijke actie?
  3. Hebben Riet, Levi en wij allemaal een vrije wil, of is ons lichaam sneller dan onze gedachten en ligt alles wat we doen al vast in de materie?

Ik neem de kwesties 1 en 2 even samen: van geluid naar betekenis naar actie.

Het is denkbaar dat het geronk van vallende rotsblokken ons vrijwel onmiddellijk in een toestand van paniek en vluchten brengt. Dat is te begrijpen met een beroep op het in stand houden van het eigen organisme; zo zitten we nu eenmaal in elkaar. Maar een oproep van iemand anders om in actie te komen? Hoe wordt dat geluid omgezet in overweging en zinvolle actie? Ons lijfsbehoud staat immers niet meteen op het spel en een ingebakken reflex is daarom niet aannemelijk. Waarom zouden we druk voelen om te doen wat iemand anders ons vraagt?

Kunnen we bovendien op basis van wat we nu weten, stellen dat we (g)een vrije wil hebben?

Volgens mij lukt het beantwoorden van deze vraag ook nog niet. We hebben eerst nog meer inzicht nodig in de aard en totstandkoming van complexe betekenissen, zoals woorden, beloftes en overtuigingen.

Ook Meijsing1 wijst erop dat het autobiografisch bewustzijn, of dat wat we met recht een “persoon” noemen, nog wel wat meer vereist dan de tamelijk eenvoudige vaststelling dat zo’n hoger bewustzijn op den duur meekomt met de evolutie van complexe organismen als de mens.

We moeten dus verder kijken, namelijk naar ons bijzondere functioneren als sociale wezens.

 

Dat gebeurt in Deel IV.

 

VOETNOOT

1 Monica Meijsing (2018). Waar was ik toen ik er niet was?, Vantilt.