Deel I eindigde met de vraag: Is het wel terecht om aan te nemen dat materie en bewustzijn tot eenzelfde dimensie in de werkelijkheid behoren?

Het standaardmodel van verbale communicatie maakt hopelijk duidelijk wat ik met die aanname bedoel. Het gaat over de veronderstelling dat communicatie het over en weer verzenden van betekenisvolle boodschappen is.

 

Riet wil iets gedaan krijgen van Levi.
Ze denkt na over wat ze moet zeggen en zendt de boodschap in de vorm van geluidsgolven (spraak) door de ether naar Levi.
Wanneer Levi het hoort, decodeert zijn verstand of zijn bewustzijn of zijn brein—we weten het niet precies—het geluid weer tot betekenissen. "Aha, dat bedoel je!"
Vervolgens komt hij in actie, in overeenstemming met de instructies van Riet; even aangenomen dat Levi het met haar eens is.


Op deze manier krijgen we te maken met een aantal lastige kwesties:

  1. Hoe wordt van geluidsgolven op Levi's trommelvlies betekenis gemaakt in zijn bewustzijn/brein?
  2. Hoe leidt die betekenis bij Levi tot lichamelijke actie?

    En tot slot hoort ook die andere vraag uit Deel I erbij:

  3. Hebben Riet, Levi en wij allemaal een vrije wil, of is ons lichaam sneller dan onze gedachten en ligt alles wat we doen al vast in de materie?
    Heeft Levi dus een keuze bij het reageren op Riets boodschap, of heeft het lijf al een fractie eerder besloten wat Levi zal doen?

Alle drie de vragen gaan over de keten van oorzaak en gevolg. Hoe leidt A (betekenis) tot actie in B (materie)?

 

Not OK computer

Het probleem met het zojuist geschetste standaardmodel van communicatie is dat het brein niet werkt als een computer die codes ontvangt uit de buitenwereld, ermee rekent en daarna omzet in actie of andere output. Dat is weliswaar een populaire voorstelling van zaken, maar ook hopeloos onjuist.

Onder meer de biologen Maturana en Varela1 hebben bekeken hoe een brein, liever gezegd een heel zenuwstelsel, zich gedraagt. Ze constateerden dat het zenuwstelsel vooral op zichzelf reageert; het is een complex systeem van met elkaar verknoopte neuronen, waardoor die neuronen in feedback en feed forward loops zelf de meeste prikkels veroorzaken waarop ze weer reageren. Dat is vooral zo in de hersenen, die gigantische wirwar van elektrochemische activiteit.

De prikkels die het zenuwstelsel krijgt uit de zintuigcellen zijn belangrijk——zoals in de uitlopers van de zenuwen die tast mogelijk maken, of de prikkels die via het netvlies ons zenuwstelsel beïnvloeden, maar ze vormen slechts een klein deel van alle activiteit in het zenuwstelsel. Na zo'n eerste prikkeling van de zintuigcellen wordt de elektrochemische impuls opgenomen in een kakofonie van activiteit in het met zichzelf verknoopte zenuwstelsel. Wat een prikkel via het netvlies uiteindelijk uitricht, is geheel afhankelijk van de wijze waarop het brein zelf in elkaar zit. En dat is weer afhankelijk van hoe het organisme in zijn geheel zich heeft ontwikkeld. Geen twee breinen zijn gelijk.

 

Geen plaatjes geen gefixeerde toestanden

Het blijkt nog enigszins te voorspellen welke kleurwaarneming volgt uit een precies uitgevoerde, directe prikkeling van het netvlies. Maar wat het zenuwstelsel doet na het aanbieden van een stimulus vóór het oog, bijvoorbeeld een kaartje met een blauw vierkant, valt op voorhand niet te zeggen. Soms levert het een waarneming op die ook met een heel andere stimulus voor het oog wordt bereikt; soms levert eenzelfde stimulus steeds weer een andere waarneming op. Wat we precies waarnemen wordt daarom bepaald door de wijze waarop ons zenuwstelsel georganiseerd is, en niet door de stimulus van buitenaf. Die is slechts initiator voor een proces dat we zoals gezegd niet kunnen voorspellen.2

Deze feitelijke vaststelling haalt in één klap een streep door elke theorie die veronderstelt dat er een één-op-één relatie is tussen wat we zien en hoe de hersenen dat verwerken. Dat betekent bijvoorbeeld dat in de hersenen geen vakjes of plaatjes bestaan van objecten buiten ons. Dat is niettemin lang verondersteld. In ons hoofd zouden we mentale kopieën (representaties) hebben van de dingen in de werkelijkheid.

Nu heeft Antonio Damasio sterke aanwijzingen gevonden3 dat er wel neuronale patronen bestaan die corresponderen met objecten of gebeurtenissen in ons lichaam. Dat wil zeggen dat er typen activiteit zijn in onze hersenen die samengaan met bepaalde waarnemingen. Daarbij gaat het echter niet om inhoudelijke afbeeldingen of 1:1-kopieën van dingen in de werkelijkheid.

Bovendien gaat het bij het kennen van de wereld ook niet om gefixeerde toestanden van de hersenen die corresponderen met gefixeerde toestanden in de werkelijkheid. Waarneming, activiteit van het zenuwstelsel, en leven in het algemeen is geen reeks toestanden maar een ononderbroken stroom aan beweging en activiteit.

 

Betekenissen gaan het brein niet in

Het zenuwstelsel is een nagenoeg gesloten systeem omdat het vooral reageert op zichzelf met eindeloze feedback en feed forward schakelingen. En we zagen zojuist dat wat van buiten komt daardoor niet te voorspellen of terug te vinden is aan de binnenkant. Het is dan ook niet zo dat er pakketjes informatie ingaan, via de ogen of de oren.

Al wat er gebeurt—al wat er kan gebeuren—is dat onze zintuigcellen worden geprikkeld, door bijvoorbeeld licht of geluidsgolven, en dat die prikkels worden omgezet in elektrochemische signalen. Die signalen gaan verder ons zenuwstelsel in, maar hoe en wat ermee gebeurt is (nu nog) niet te bepalen. Maar op geen enkel moment gaan betekenissen ons lijf in, zoals een code voor "kroket" die door onze hersenen naar de afdeling "guilty pleasure food" reist en verder gaat naar de het laatje "kroketten" waardoor wij vervolgens denken "Aha, dat bedoel je!"

Wat er in ons lichaam, inclusief onze hersenen gebeurt, blijft louter fysiologisch. Hoe kan het ook anders?

Maar hoe zit het dan met bewustzijn en betekenissen? Dat heeft allemaal toch heel zeker te maken met onze hersenen? Is het leven dan toch helemaal gedetermineerd in de fysiologie?

 

Lees daarover verder in Deel III.

 

VOETNOTEN

1 Humberto Maturana & Francisco Varela, (1989). De boom der kennis, Atlas Contact.
2 Dit lijkt interessant genoeg veel op de positie die we bij Schopenhauer hebben gezien met betrekking tot kleurwaarneming.
3 Antonio Damasio, (2008), Het gelijk van Spinoza, Wereldbibliotheek; (2010), Het zelf wordt zich bewust, Wereldbibliotheek.